Germaanse stammen in Noord Europa (750 v.Chr. – 50 n.Chr.)
Met de Germanen wordt een verzameling volkeren en stammen aangeduid die rond het begin van onze jaartelling een Germaanse taal spraken. Het is dus primair een linguïstisch begrip. Destijds woonden Germanen in Scandinavië en op de Noord-Europese Laagvlakte.
Ze streden vaak tegen de Romeinen die hun woongebied, wat door de Romeinen met de ruime term ‘Germanië‘ werd aangeduid, probeerden te veroveren. Door in het Teutoburgerwoud een belangrijke militaire overwinning te boeken, konden ze ten oosten van de Rijn definitief hun onafhankelijkheid bewaren.
Nadien waren de betrekkingen met de Romeinen lange tijd redelijk vreedzaam en leverden ze zelfs hulptroepen aan het Romeinse leger. Sommige Oost-Germanen bekeerden zich al in de vierde eeuw tot het christendom.

Toen vanaf de derde eeuw het Romeinse Rijk begon af te takelen begonnen de Germanen eerst plundertochten te ondernemen in het verzwakte Rijk. Later vestigden veel stammen zich zelfs op Romeins grondgebied en rond het midden van de 5e eeuw namen ze het West-Romeinse Rijk geheel over waarna ze zich in heel West-Europa vestigden.
De grote volksverhuizing (100-500 n.Chr.)
De Grote Volksverhuizing vond plaats in de nadagen van het West-Romeinse Rijk. Opgejaagd door de oprukkende Hunnen en aangelokt door de rijkdommen van het politiek verzwakte West-Romeinse Rijk trokken vanaf de vierde eeuw meerdere voornamelijk Germaanse stammen (door de Romeinen barbaren genoemd) West-Romeins gebied binnen. In het veel sterkere Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk kregen zij geen vaste voet aan de grond.

De koninkrijken die de Germanen stichtten op de restanten van het West-Romeinse Rijk vormden de basis van de maatschappelijke orde van het middeleeuwse Europa. Hoewel zij de politieke macht in handen namen, dient opgemerkt te worden dat de meeste Germaanse landverhuizers, die zich binnen het vroegere Romeinse Rijk vestigden, binnen enkele generaties in taal en gewoonten geassimileerd waren met de Romeinse bevolking.
Ostrogoten in Italië (493-553 n.Chr.)
De Ostrogoten wilden zich in het Romeinse Rijk vestigen, maar kregen daarvoor geen toestemming. De Ostrogoten trokken zich evenwel niets van het verbod aan en staken de Donau-grens over, waarbij ze weinig tegenstand ondervonden van de Romeinen. Ze sloten zich aan bij de opstandige Visigoten en versloegen gezamenlijk het Romeinse leger bij de slag in Adrianopel. In de vredesbesprekingen die daarna plaatsvonden kregen ze een deel van Pannonië toegewezen als vestigingsgebied.

De Ostrogoten die in Pannonië verbleven, verlieten dit gebied en zwierven ten noorden van de Donau en ten oosten van de Rijn. Ze verzamelden een leger en deden een grote inval in Noord-Italië. Geruime tijd kon dit leger ongestoord zijn gang gaan, maar werd later ingesloten door de Romeinen en vernietigd. De overwonnen Ostrogoten sloegen op de vlucht en sloten zich daarop aan bij de Hunnen.
Bijna een halve eeuw waren de Ostrogoten vazallen van de Hunnen en vochten als bondgenoten mee in verschillende oorlogen. Na de dood van Attila de Hun konden ze zicht ontdoen van de heerschappij van de Hunnen en kwamen in opstand. Door deze overwinning hadden de Ostrogoten hun vrijheid herwonnen. Vanaf deze periode maakten de Ostrogoten het Oost-Romeinse rijk weer onveilig. Ze boekten enkele militaire overwinningen en konden het grondgebied Italië even bezetten, maar door interne problemen lukte het de Byzantijnen om de Ostrogoten te verslaan en hen toe te voegen aan hun rijk.
Visigoten in Iberië (471-711 n.Chr.)
In de 4e eeuw werden de Visigoten, door invallen van de Hunnen verdreven uit het huidige Roemenië en kregen zij toestemming van de Romeinen om zich te vestigen in het Romeinse Rijk. De immigratie van de Visigoten verliep echter desastreus; zij werden slecht behandeld en onder de bevolking heerste hongersnood. De Visigoten kwamen in opstand en brak er oorlog uit met de Romeinen die eindigde met een overwinning op de Romeinen op 9 augustus 378 in de slag bij Adrianopel.

Na afwisselende periodes van oorlog en vrede stonden de Romeinen de provincie Aquitanië af aan de Visigoten om zich te vestigen. Naargelang de Romeinse machtsstructuren verder instortten en de invloed van Rome afnam, was er sprake van een semi-zelfstandig gebied.
In 711 staken de islamitische Omajjaden de Straat van Gibraltar over en behaalden een grote zege op de Visigoten. Deze nederlaag leidde spoedig tot de ondergang van het Visigotische koninkrijk en een inlijving in het Arabische Rijk.